Waarom champagne?
Wel, een champagneroes valt nergens anders mee te vergelijken. Elke alcoholische drank slaat op een unieke manier toe; champagne is één van de weinige dranken waarbij me geen vulgaire metafoor te binnen schiet. Hij verheft de ziel tot wat het niveau van een edelman moet zijn geweest toen dat mooie woord nog iets betekende. Champagne maakt je gracieus, tegelijkertijd lichtvoetig en diepzinnig, onbaatzuchtig; de drank is een lofzang op de liefde en laat ze stijlvol teloorgaan. Tot zover Amélie Nothomb in haar in roman Petronilla (p 6-7).
Wat er gebeurt als we champagne drinken lezen we in haar roman Champagne (p 133-134): Bij de eerste slokken verstijfde ik van genot. Op zo’n moment moet je zwijgen en je ogen dichtdoen, zodat het behaaglijke gevoel je hele wezen doortintelt. (…) Op een gegeven moment, tussen de vijftiende en de zestiende slok champagne, wordt ieder mens een aristocraat. Dat ogenblik wordt door het mensdom niet opgemerkt om een banale reden: de mensen hebben zo’n haast om he toppunt van dronkenschap te bereiken dat ze dat kortstondige stadium, waarin het hen vergund is tot de adel te behoren, gewoon wegdrinken.
Gelukkig dus dat dixit Nothomb: Van champagne alleen kun je geen alcoholist worden.